CEO's die bang zijn om te verliezen, verliezen hun bedrijf
- Carolien Van Den Bosch
- 4 dec
- 2 minuten om te lezen
Hij kwam steevast te laat, achteloos binnenwandelend tijdens meetings die al een half uur bezig waren. ‘Dringendere zaken te doen’. De medewerkers in zijn team sprak hij aan met de tact van een betonschaar, en ze verlieten regelmatig met ingevallen schouders zijn kantoor na de zoveelste uitbrander. Waar hij verscheen, zakte de temperatuur.
Het senior management had al van alles geprobeerd. Er waren gesprekken geweest, evaluaties, een coachingstraject, nog eens gesprekken. Maar een echt standpunt kwam er nooit, hoe vaak de klachten ook binnenliepen, hoe hoog het verloop in zijn team ook opliep. Hij was namelijk kind aan huis bij een aantal grote klanten. Ze durfden hem niet bruuskeren, bang dat hij zou vertrekken en ook de klanten zou meenemen.
Tot hij op een dag zelf opstapte, andere horizonten achterna. De klanten bleven, maar het team bleef cynisch achter. De opofferingen bleken voor niets te zijn geweest. Het vertrouwen in de organisatieleiding zakte naar een absoluut dieptepunt, niet alleen bij zijn team maar bij iedereen die had gezien hoe lang dit allemaal mocht blijven duren. Angst had de organisatie verlamd en de morele ruggengraat langzaam uitgehold.
Dit verhaal werd me jaren geleden toevertrouwd door een CEO die er achteraf lessen uit trok. Maar het fenomeen zelf zie ik nog steeds opvallend vaak terugkomen. Een soort parallel universum waarin macht niet via de officiële structuren loopt, maar via individuen of groepjes medewerkers die zichzelf een uitzonderingspositie hebben toegeëigend omdat niemand ooit duidelijk de grens heeft getrokken. Of omdat ze zich in lobbygroepen bevinden die teren op angst.
Strategie is de richting die je als bedrijf uitwil. Maar cultuur is hoe de dingen gebeuren. Niet alleen wat er gedaan wordt, maar ook wat wordt beloond, getolereerd en genegeerd. Zodra er twijfel is over identiteit en grenzen, ontstaat er ruimte. Mensen voelen haarfijn aan waar onzekerheid heerst, en sommigen grijpen die onzekerheid vast om nog wat verder te duwen, om te testen hoeveel speelruimte er eigenlijk is, of om invloed te claimen die nooit officieel werd toegekend.
Daarom blijft de vraag naar identiteit zo fundamenteel: Wie zijn wij, wie willen we zijn, wat laten we toe en wat laten we níet toe, zelfs niet onder druk? Want zodra die vragen onduidelijk zijn, wordt het antwoord door iemand anders ingevuld. En dat is zelden iemand die het geheel voor ogen houdt.




Opmerkingen